Hieronder vind je veelgestelde vragen en antwoorden over de Brede Regeling Combinatiefuncties.
Het Kabinet wil er aan bijdragen dat iedereen een leven lang kan sporten, bewegen en culturele activiteiten kan beoefenen met plezier. Ongeacht gender, culturele achtergrond, seksuele geaardheid, financiële middelen, leeftijd of beperking. De Brede Regeling Combinatiefuncties speelt o.a. een belangrijke rol in het Sportakkoord.
Doelstellingen
Lees meer hierover in de Bestuurlijke Afspraken.
De Bestuurlijke Afspraken zijn mede ondertekend door de VNG, het ministerie van OCW en het ministerie van SZW. Met Vereniging Sport en Gemeenten, het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst en het Kenniscentrum Sport worden aparte afspraken gemaakt over de ondersteuning. Deze afspraken zullen eind 2018 gereed zijn.
De Brede Regeling Combinatiefuncties is een structurele regeling. De Bestuurlijke Afspraken zijn getekend voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022. Daarna wordt op basis van een evaluatie bepaald op welke manier de regeling vervolg krijgt.
Er zal jaarlijkse monitoring (blijven) plaatsvinden. Het Mulier Instituut gaat deze uitvoeren. Gemeenten zijn verplicht hieraan mee te doen op zorgvuldige wijze.
Gemeenten c.q. de colleges van B&W dienen vóór 15 oktober 2018 een intentieverklaring te ondertekenen. Deze intentieverklaring heeft een duur van 4 jaar, met jaarlijks de mogelijkheid tot tussentijds wijzigen. Gemeenten kunnen aan de Regeling meedoen met een deelnamepercentage dat varieert van 60%, 80%, 100%, 120% tot 140% van het voor hen geldende normbedrag.
Bij een deelnamepercentage van 60 of 80% in 2018 kan door de gemeente gekozen worden om het huidige aantal fte per 2019 te handhaven. Bij de andere deelnamepercentages dient men te verlagen naar het gewenste aantal fte binnen de nieuwe verdeling gelet op de in totaliteit opgehoogde rijksgelden.
Met Vereniging Sport en Gemeenten, het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst en het Kenniscentrum Sport worden afspraken gemaakt over de ondersteuning. Deze afspraken zullen eind 2018 gereed zijn. Uiteraard kunt u nu ook al bij deze partijen terecht.
De middelen worden uitgekeerd in het gemeentefonds via een decentralisatie-uitkering op basis van de verdeelsleutels ‘Inwoners’ en ´Inwoners tot en met 17 jaar’.
Het normbedrag van € 50.000 per fte blijft gehandhaafd. Wel bieden we gemeenten de kans om op lokaal niveau te differentiëren, gelet op de verschillende opleidingsniveaus van de functionarissen. Van het normbedrag per fte financiert het Rijk 40% en organiseren gemeenten 60% cofinanciering. Gemeenten krijgen hiermee meer vrijheid om de middelen gericht in te zetten naar de lokale behoefte. De eis blijft wel dat de middelen op fte worden ingezet. Alleen het aantal kan verschillen.
Ja, deze wordt jaarlijks geïndexeerd. Dit zal gaan via het reguliere accres van de decentralisatie-uitkeringen zoals de gemeente dat jaarlijks ontvangt.
Ja, van het normbedrag van €50.000 per fte keert het Rijk 40% uit en zijn gemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van 60% cofinanciering.
Dit zal in de decembercirculaire gemeentefonds 2018 (e.v.) worden gecommuniceerd.
Naar verwachting zal vanaf 1 januari 2019 de btw-vrijstelling voor diensten op het gebied van sport worden verruimd. Het beschikbaar stellen van ruimten voor sportbeoefening zal dan in het algemeen vrijgesteld van btw zijn. Gemeenten kunnen daardoor btw die aan hen in rekening wordt gebracht in relatie tot deze activiteiten niet langer in aftrek brengen. Hiervoor geldt geen compensatiemogelijkheid vanuit het btw compensatiefonds, wel wordt gemeenten compensatie geboden via een daartoe in het leven geroepen Specifieke uitkering Sport.
Voor het onderdeel sport in deze Regeling zal er dan ook geen btw-correctie meer worden doorgevoerd in het uit te keren bedrag. Voor de andere onderdelen blijft het gebruik van het btw compensatiefonds mogelijk.
Nee, deze is al sinds 2012 losgelaten en de verdeling over de sectoren is afhankelijk van hoe gemeenten dit willen invullen (lokaal maatwerk). Dit zal wel gemonitord worden. Sectoren genoemd in de Bestuurlijke Afspraken zijn: sport, cultuur, onderwijs, bso/kinderopvang, welzijn, zorg, gezondheid, bedrijven en in de buurt.
Nee, de verdeling van de middelen is tot en met 2022 vastgelegd. Hiermee wil het Rijk de gemeenten meer zekerheid geven over de rijksbijdrage bij de langdurige inzet van buurtsportcoaches.
De middelen worden uitgekeerd in het gemeentefonds via een decentralisatie-uitkering op basis van de verdeelsleutels ‘Inwoners’ en ´Inwoners tot en met 17 jaar’.
Het normbedrag per fte is een richtlijn. Dit wil zeggen dat gemeenten het rijksgeld dienen uit te geven, maar dat het hen vrijstaat om meer of minder fte in te zetten dan het toegewezen aantal. De middelen moeten wel worden ingezet op fte, maar de gemeenten beoordelen zelf welk opleidingsniveau zij van toepassing achten. In de monitoring (verantwoording) dient duidelijk naar voren te komen hoeveel fte, met welk opleidingsniveau en hoeveel salaris er is ingezet alsook welk deel van het budget is besteed aan kwaliteitsverbetering.
Tussen rijk en gemeenten is afgesproken dat de lokale overheden met werkgevers goede afspraken maken over het carrièreperspectief en de loopbaanontwikkeling van buurtsportcoaches, combinatiefunctionarissen en cultuurcoaches. Bij voorkeur 2% van de middelen dient beschikbaar te zijn voor opleidingen en versterken kwaliteit van buurtsportcoaches, combinatiefunctionarissen en cultuurcoaches.
Zo snel mogelijk. Indien de jaarlijkse monitoring laat zien dat een gemeente achterblijft met realiseren van het aangevraagde aantal fte, wordt contact opgenomen met de betreffende gemeente. Mogelijk zal de jaarlijkse rijksbijdrage dan in overleg naar beneden bijgesteld worden.
In het rapport ‘Aan de slag met de buurtsportcoach’ wordt een stappenplan voor de invoering van buurtsportcoaches beschreven (hoofdstuk 4).
Er zijn verschillende manieren om het werkgeverschap te organiseren bij buurtsportcoaches. De keuze hangt van meerdere factoren af en kan op lokaal niveau verschillend uitpakken. In het rapport ‘Aan de slag met de buurtsportcoach’zijn enkele modellen uitgewerkt (hoofdstuk 5).
Ja, er zijn verschillende model (samenwerkings)overeenkomsten opgesteld. Deze kunt u in de handreiking bij het rapport ‘Aan de slag met de buurtsportcoach’ vinden (hoofdstuk 1 tot en met 7).
De buurtsportcoach zal, anders dan de huidige combinatiefunctionarissen, niet alleen werkzaam zijn met de doelgroep jeugd, maar met een grote verscheidenheid aan mensen in een diverse omgeving. Dit brengt een verscheidenheid aan partners met zich mee. In het rapport ‘Aan de slag met de buurtsportcoach’ en de handreiking bij dit rapport worden voorbeeldfuncties beschreven (respectievelijk hoofdstuk 7 en hoofdstuk 9).
Vanuit de Kwaliteitsimpuls Buurtsportcoaches zijn profielen en competenties nog verder doorontwikkeld.
Een evenwichtig beeld van de gewenste competenties ontstaat wanneer allereerst enkele karakteristieke eigenschappen van een buurtsportcoach worden afgebakend. In het rapport ‘Aan de slag met de buurtsportcoach’ en de handreiking bij dit rapport is een overzicht opgenomen met een globale beschrijving van voor de functie van buurtsportcoach relevante competenties (respectievelijk hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8). Dit overzicht gaat uit van vier specifieke karakteristieken:
Vanuit de Kwaliteitsimpuls Buurtsportcoaches zijn profielen en competenties nog verder doorontwikkeld.
Dit hangt af van lokale wensen en behoeften. Idealiter past het aanbod van sport- en beweegaanbieders binnen een bredere gemeentelijke visie op buurtniveau: het buurtactieplan. De eerste stap om tot een buurtactieplan te komen is het analyseren van de buurt, oftewel een buurtscan. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden welke maatschappelijke thema’s in een buurt spelen, waar organisaties en bewoners in een buurt behoefte aan hebben en waar bewoners nog onvoldoende kunnen sporten en bewegen.